Keizer Justinianus werd het staatshoofd genoemd. Flavius Peter Savvatius Justinianus

Byzantium bereikte zijn hoogste welvaart in de vroege periode van zijn geschiedenis onder de keizer Justinianen I (527-565), die werd geboren in de familie van een arme Macedonische boer. In het leven van Justinianus speelde zijn oom Justinianus, een ongeschoolde boer die van een eenvoudige soldaat naar een keizer ging, een belangrijke rol. Dankzij zijn oom kwam Justinianus als tiener in Constantinopel terecht, kreeg een goede opleiding en werd op 45-jarige leeftijd keizer.

Justinianus was klein, had een wit gezicht en zag er aantrekkelijk uit. Zijn karakter combineerde de meest tegenstrijdige eigenschappen: directheid en vriendelijkheid grenzend aan bedrog en bedrog, vrijgevigheid - met hebzucht, vastberadenheid - met angst. Justinianus stond bijvoorbeeld onverschillig voor luxe, maar besteedde veel geld aan de wederopbouw en decoratie van Constantinopel. De rijke architectuur van de hoofdstad en de pracht van keizerlijke recepties verbaasden de barbaarse heersers en ambassadeurs. Maar wanneer in het midden van de VI eeuw. er was een aardbeving, Justinianus schafte feestelijke diners aan het hof af en gaf het gespaarde geld om de slachtoffers te helpen.

Vanaf het begin van zijn regering koesterde Justinianus de droom om het Romeinse rijk nieuw leven in te blazen. Hij wijdde al zijn activiteit hieraan. Voor zijn geweldige optreden kreeg Justinianus de bijnaam 'de keizer die nooit slaapt'. Zijn trouwe assistent was zijn vrouw Theodora . Ze werd geboren in een eenvoudig gezin en was in haar jeugd een circusactrice. De schoonheid van het meisje trof Justinianus en hij trouwde, ondanks vele slechte wensen, met haar. Deze vrouw van onbuigzame wil werd in feite de medeheerser van haar man: ze ontving buitenlandse ambassadeurs, voerde diplomatieke correspondentie.

Justinianus probeerde de rijkdom van het land te vergroten en promootte daarom actief de ontwikkeling van handwerk en handel. Tijdens de jaren van zijn bewind richtten de Byzantijnen hun eigen zijdeproductie op, waarvan de verkoop aanzienlijke winsten opleverde. De keizer probeerde ook het regeringssysteem te versterken. Elke persoon, zelfs van bescheiden afkomst, maar een echte specialist, zou een hoge publieke positie kunnen krijgen.

In 528 richtte Justinianus een juridische commissie op om het hele Romeinse recht te verwerken en te stroomlijnen. Advocaten systematiseerden de wetten van de Romeinse keizers II - begin VI eeuw. (van Hadrianus tot Justinianus). Deze verzameling werd de Justinianus Code genoemd. Het werd de basis van een collectie met meerdere volumes, die in de twaalfde eeuw. in West-Europa stond het bekend als het Wetboek van Burgerlijk Recht.

6e eeuw Uit het werk van Procopius van Caesarea "Oorlog met de Perzen"

Keizer Justinianus en zijn entourage overlegden over hoe ze het beste verder konden: hier blijven, of op schepen vluchten. Er is veel gezegd in het belang van zowel het eerste als het tweede idee. En dus zei keizerin Theodora: 'Nu, denk ik, is het niet het moment om te betogen of het waardig is voor een vrouw om uithoudingsvermogen te tonen in het bijzijn van mannen en met de verwarden te spreken met jeugdig enthousiasme. Het lijkt mij dat weglopen een onwaardige daad is. Voor degene die is geboren, is het onmogelijk om niet gematigd te zijn, 'maar het is beschamend voor iemand die ooit regeerde om voortvluchtig te zijn. Ik wil dit scharlaken niet verliezen en leven om de dag te zien waarop de onderdanen me niet hun minnares noemen! Als u wilt vluchten, keizer, is dat niet moeilijk. We hebben veel geld, en de zee is dichtbij, en er zijn schepen. Zorg er echter voor dat u, gered, later niet de dood hoeft te verkiezen boven zo'n redding. Ik hou van het oude gezegde dat royalty een mooie lijkwade is.” Dat zei keizerin Theodora. Haar woorden inspireerden het publiek en... ze begonnen opnieuw te praten over hoe ze zich moesten verdedigen...materiaal van de site

Voor de macht van Justinianus was het begin van 532 cruciaal, toen een grote opstand "Nika!" uitbrak in Constantinopel. (gr."Winnen!"). Dat was de oproep van de rebellen. Ze verbrandden de belastingaangiftes, namen de gevangenis in beslag en lieten de gevangenen vrij. Justinianus, in wanhoop, bereidde zich voor om te ontsnappen uit de hoofdstad. Theodora wist haar man te overtuigen de nodige maatregelen te nemen en de opstand werd neergeslagen.

Beroofd van het formidabele interne gevaar, begon Justinianus zijn gekoesterde droom te verwezenlijken om het rijk in het Westen te herstellen. Hij slaagde erin de voormalige Romeinse bezittingen terug te winnen van de Vandalen, Ostrogoten, Visigoten en het grondgebied van Byzantium verdubbelde bijna.

Buitensporige belastingen voor oorlogvoering brachten de Byzantijnen tot volledige verarming, dus na de dood van Justinianus slaakte het volk een zucht van verlichting. De bevolking leed ook onder de verschrikkelijke pestepidemie van 541 542, bijgenaamd door het volk "Justinian". Ze eiste bijna de helft van de bevolking van Byzantium op. De macht van de staat, verkregen onder Justinianus, was broos en het herstel van de grenzen van het Romeinse rijk bleek kunstmatig.

Bagryanitsa - lange bovenkleding gemaakt van dure karmozijnrode stof gedragen door vorsten.

Niet gevonden wat u zocht? Gebruik de zoekopdracht

Op deze pagina materiaal over de onderwerpen:

Justinianus 1 korte biografie
verslag over Justinianus samenvatting
Justinianus' regeertafel
essay over het tijdperk van Justinianus I in de geschiedenis van Byzantium
verslag over Justinianus 1

Justinianus I of Justinianus de Grote is een periode in de geschiedenis van Byzantium, toen de staat op het hoogtepunt van zijn politieke en economische ontwikkeling was. In de VI eeuw. de macht van de keizers van Byzantium was niet erfelijk. In werkelijkheid leek het erop dat de meest ondernemende persoon, niet noodzakelijk een adellijke familie, op de troon zou kunnen zitten.

In 518 stierf Anastasius en Justinus, de oom van Justinianus, nam zijn plaats in. Hij regeerde tot 527, Justinianus zelf hielp hem daarbij. Het was de oom die de toekomstige keizer een goede christelijke opvoeding gaf. Bracht hem naar Constantinopel. In 527 stierf Justin en Justinianus kwam op de troon - hij werd de Byzantijnse keizer.

Justinianus' heerschappij

Toen de nieuwe keizer aan de macht was, was de positie van de grensgebieden niet benijdenswaardig. Justinianus had alleen het oostelijke deel van het voormalige Romeinse rijk in handen. En van het voormalige West-Romeinse rijk was er geen enkele staat meer. Daar werden barbaarse koninkrijken gevormd - de Ostrogoten, de Vistots, de Vandalen en anderen.

En in het land was er een echte chaos. De boeren vluchtten van hun land, hadden niet de mogelijkheid om het te cultiveren en wilden het niet doen. Ambtenaren werden over het algemeen door niemand gecontroleerd, ze maakten grote afpersingen van de bevolking. De economie van het rijk was in verval - een financiële crisis. Alleen een zeer vastberaden en onafhankelijk persoon zou al deze moeilijkheden kunnen overwinnen. In feite bleek Justinianus zo iemand te zijn. Hij kwam uit een familie van arme boeren, door niets verwend, terwijl hij een zeer vroom mens was. Zijn beslissingen waren in staat om de positie van Byzantium te veranderen en te verheffen.

De meest unieke en belangrijke hervorming in de politiek van Justinianus was de hervorming van het recht. Hij creëerde een wetboek. Om dit te doen, wendde hij zich tot goede advocaten. Zij waren het die het nieuwe document "Code of Justinianus" hebben opgesteld. Hij verkondigde de gelijkheid van alle burgers voor de wet.

Toen gebeurde de Nika-opstand - dit gebeurde tussen de circusfans, ze waren het niet eens over het beleid van de deelstaatregering. Massale botsingen begonnen. Justinianus was zelfs klaar om de troon te verlaten. Maar toen toonde zijn vrouw Theodora wijsheid. Ze drong er bij haar man op aan om orde op zaken te stellen en strikt te zijn in beslissingen. Het leger van Justinianus voerde een verschrikkelijk bloedbad uit in het kamp van de rebellen, er zijn aanwijzingen dat 35 duizend mensen stierven.

Justinianus bouwde een aantal opmerkelijke architecturale monumenten. Dit is de Hagia Sophia, gebouwd in de hoofdstad in Constantinopel. En ook in Ravenna de kerk van San Vitale. Dit zijn de belangrijkste historische monumenten. Ze weerspiegelen de geschiedenis van het grote Byzantium. En we kunnen het nu zien. Bekijk alle culturele en religieuze tradities van deze staat.

Justinianus' houding ten opzichte van de kerk

Zoals hierboven vermeld, was Justinianus een zeer vrome man. Echt christen. Voor hem was het belangrijkste om de spirituele opvoeding van zijn onderdanen uit te voeren. Hij heeft al één wet opgesteld. Nu verlangde hij ernaar om één enkel geloof in het land te vestigen. Hij hield erg van theologie. Hij beschouwde zichzelf als zijn boodschapper en is er vast van overtuigd dat wat hij zegt de woorden van God zijn. Justinianus bewaakte kerk kanunniken. Laat niemand ze breken. Maar aan de andere kant dicteerde hij de kerk voortdurend nieuwe regels, dogma's. De kerk werd het orgaan van de staatsmacht van de keizer.

Veel wetten spraken over kerkorde, de soeverein gaf veel geld aan de kerk als liefdadigheid. Hij was persoonlijk betrokken bij de bouw van tempels. Hij vervolgde ketters, in 527 sloot hij een school in Athene, omdat hij informatie kreeg over de aanwezigheid van heidense leraren daar. Justinianus kon trouwens bisschoppen aanstellen of ontslaan zonder medeweten van iemand, en ook wetten maken namens de kerk die hij nodig had.

De regering van Justinianus was de bloeitijd van de geestelijkheid. Ze hadden veel rechten en voordelen. Ze hielden toezicht op de activiteiten van ambtenaren. Ze zouden zelf omkopingszaken kunnen oplossen. Dit leidde tot samenzwering voor een bepaalde beloning.

Echtgenote van Justinianus Theodore

Theodora kwam, net als Justinianus, niet uit een adellijke familie. Haar karakter was hard. Ze deed er alles aan om Justinianus met haar te laten trouwen. Tijdgenoten beweren dat Theodora een enorme invloed op de keizer had. Ze wees Justinianus heel vaak op hoe hij politiek moest bedrijven, welke beslissingen hij moest nemen. En vreemd genoeg luisterde hij naar haar. De keizer wilde altijd de westerse landen annexeren. De keizerin geloofde echter dat het nodig was om de orde in het oosten van het rijk te herstellen. Er was een voortdurende religieuze strijd. Deze confrontaties hebben de stabiliteit van de staat enorm geschaad. Theodora wees Justinianus er herhaaldelijk op dat in de oostelijke landen een beleid van religieuze tolerantie moest worden gevolgd. Hij luisterde naar haar. Het was een zeer wijs beleid. Hij gaf een positief resultaat. Maar Justinianus werd constant in deze richting verscheurd. Hij wilde Theodora een plezier doen, maar tegelijkertijd probeerde hij zich te houden aan het beleid van annexatie van het Westen. De mensen in het land waren meer geïnteresseerd in plezier. Ze gingen naar het circus, daar verenigden ze zich in feesten en kwamen in opstand. Spiritualiteit bij de inwoners van het Byzantijnse rijk is ergens verdwenen.

Keizer Flavius Peter Savvatiy Justinianus bleef een van de grootste, beroemdste en, paradoxaal genoeg, mysterieuze figuren uit de hele Byzantijnse geschiedenis. Beschrijvingen, en vooral beoordelingen van zijn karakter, leven, daden zijn vaak uiterst tegenstrijdig en kunnen dienen als voedsel voor de meest ongebreidelde fantasieën. Maar hoe het ook zij, Byzantium kende niet zo'n keizer in termen van de schaal van prestaties, en de Grote Justinianus ontving de bijnaam absoluut terecht.

Hij werd geboren in 482 of 483 in Illyricum (Procopius noemt zijn geboorteplaats Taurisius bij Bedrian) en kwam uit een boerenfamilie. Al in de late middeleeuwen ontstond een legende dat Justinianus naar verluidt een Slavische oorsprong had en de naam Upravda droeg. Toen zijn oom Justin opstond onder Anastasia Dikor, bracht hij zijn neef dichter bij hem en slaagde erin hem een veelzijdige opleiding te geven. Van nature capabel, begon Justinianus geleidelijk een zekere invloed aan het hof te verwerven. In 521 kreeg hij de titel van consul, waarmee hij bij deze gelegenheid prachtige spektakels aan het volk gaf.

In de laatste jaren van het bewind van Justin I, "regeerde Justinianus, nog niet op de troon, de staat tijdens het leven van zijn oom ... die nog steeds regeerde, maar erg oud was en niet in staat tot staatszaken" (Pr. Kes., ). 1 april (volgens andere bronnen - 4 april), 527 Justinianus werd uitgeroepen tot augustus en na de dood van Justin bleef ik de autocratische heerser van het Byzantijnse rijk.

Hij was niet lang, had een wit gezicht en werd als knap beschouwd, ondanks de neiging tot overgewicht, vroege kale plekken op zijn voorhoofd en grijs haar. De afbeeldingen die tot ons zijn gekomen op de munten en mozaïeken van de kerken van Ravenna (St. Vitalius en St. Apollinaris; bovendien is er in Venetië, in de kathedraal van St. Mark, een standbeeld van hem in porfier) komen volledig overeen met deze beschrijving. Wat betreft het karakter en de acties van Justinianus, historici en kroniekschrijvers hebben de meest tegengestelde kenmerken van hen, van lofrede tot ronduit kwaadaardig.

Volgens verschillende getuigenissen was de keizer, of, zoals ze vaker begonnen te schrijven uit de tijd van Justinianus, de autocraat (autocraat) "een ongebruikelijke combinatie van domheid en gemeenheid ... [was] een sluw en besluiteloos persoon ... vol ironie en pretentie, bedrieglijk, geheimzinnig en met twee gezichten, wist zijn woede niet te tonen, beheerste perfect de kunst van het tranen vergieten, niet alleen onder invloed van vreugde of verdriet, maar op de juiste momenten als dat nodig was. met betrekking tot hun eigen onderwerpen "(Pr. Kes.,). Dezelfde Procopius schrijft echter dat Justinianus 'begiftigd was met een snelle en inventieve geest, onvermoeibaar in de uitvoering van zijn bedoelingen'. Enkele resultaten van zijn prestaties samenvattend, drukt Procopius in zijn werk "Over de gebouwen van Justinianus" eenvoudig enthousiast uit: "In onze tijd verscheen keizer Justinianus, die, nadat hij de macht over de staat had overgenomen, [onrust] door elkaar schudde en zwakte, zijn omvang vergroot en tot een schitterende staat bracht, nadat hij de barbaren die hem hadden verkracht eruit had verdreven. De keizer slaagde er met de grootste vaardigheid in om voor zichzelf hele nieuwe staten te voorzien. In feite onderwierp hij een heel aantal regio's die al vreemd waren aan de Romeinse staat, en bouwden talloze steden die er voorheen niet waren.

Omdat hij het geloof in God wankel vond en gedwongen werd om het pad van verschillende bekentenissen te volgen, nadat hij alle paden die tot deze aarzelingen leidden van de aardbodem had weggevaagd, zorgde hij ervoor dat het nu op één solide fundament van ware belijdenis staat. Bovendien, beseffend dat de wetten niet obscuur mogen zijn vanwege hun onnodige veelvoud en, duidelijk in tegenspraak met elkaar, elkaar vernietigend, de keizer, hen gezuiverd hebbend van de massa onnodig en schadelijk geklets, en hun onderlinge verschillen met grote vastberadenheid overwinnen, de juiste wetten behouden. Hijzelf, in zijn eigen impuls, de schuld vergevend van degenen die tegen hem samenspanden, degenen die middelen van bestaan nodig hadden, hen vullend met rijkdom tot verzadiging en daardoor een ongelukkig lot overwinnend dat vernederend voor hen was, zorgde hij ervoor dat de vreugde van het leven regeerde in het rijk.

"Keizer Justinianus vergaf gewoonlijk de fouten van zijn zondigende superieuren" (pr. Kes.,), maar: "zijn oor ... stond altijd open voor laster" (Zonara,). Hij gaf de voorkeur aan informanten en kon door hun intriges zijn naaste hovelingen in ongenade storten. Tegelijkertijd begreep de keizer als geen ander mensen en wist hij uitstekende assistenten te verwerven.

Het karakter van Justinianus combineerde verrassend de meest onverenigbare eigenschappen van de menselijke natuur: een vastberaden heerser, hij gedroeg zich soms als een regelrechte lafaard; zowel hebzucht als kleinzielige gierigheid, evenals grenzeloze vrijgevigheid stonden hem ter beschikking; wraakzuchtig en meedogenloos, hij kon verschijnen en grootmoedig zijn, vooral als het zijn bekendheid zou vergroten; met onvermoeibare energie voor de uitvoering van zijn grootse plannen, was hij niettemin in staat om plotseling te wanhopen en "op te geven" of, integendeel, koppig duidelijk onnodige ondernemingen tot het einde toe vol te houden.

Justinianus had een fenomenaal werkvermogen, intelligentie en was een getalenteerde organisator. Met dit alles viel hij vaak onder de invloed van anderen, in de eerste plaats zijn vrouw, keizerin Theodora, een niet minder opmerkelijk persoon.

De keizer onderscheidde zich door een goede gezondheid (ca. 543 kon hij zo'n vreselijke ziekte als de pest doorstaan!) en een uitstekend uithoudingsvermogen. Hij sliep weinig en deed 's nachts allerlei staatszaken, waarvoor hij van zijn tijdgenoten de bijnaam "slapeloze soeverein" kreeg. Hij nam vaak het meest pretentieloze voedsel, gaf nooit toe aan overmatige gulzigheid of dronkenschap. Justinianus was ook erg onverschillig voor luxe, maar, zich goed bewust van het belang van de staat buiten het prestige, spaarde hij hiervoor geen middelen: de versiering van de paleizen en gebouwen van de hoofdstad en de pracht van recepties verbaasden niet alleen de barbaar ambassadeurs en koningen, maar ook de verfijnde Romeinen. En hier kende de basileus de maat: toen in 557 veel steden werden verwoest door een aardbeving, annuleerde hij onmiddellijk de prachtige paleisdiners en geschenken die de keizer aan de adel van de hoofdstad had gegeven, en stuurde de bespaarde veel geld naar de slachtoffers .

Justinianus werd beroemd vanwege zijn ambitie en benijdenswaardige doorzettingsvermogen in het verheffen van zichzelf en de titel van keizer van de Romeinen. De autocraat uitroepen tot "isapostel", d.w.z. "gelijk aan de apostelen", plaatste hij hem boven het volk, de staat en zelfs de kerk, en legitimeerde hij de ontoegankelijkheid van de vorst tot menselijke of kerkelijke rechtbanken. De christelijke keizer kon zichzelf natuurlijk niet vergoddelijken, dus "isapostel" bleek een zeer geschikte categorie te zijn, het hoogste niveau dat toegankelijk is voor de mens. En als, voor Justinianus, hovelingen van patricische waardigheid, volgens de Romeinse gewoonte, de keizer op de borst kusten bij het begroeten, en de rest op één knie ging, dan was vanaf nu, zonder uitzondering, iedereen verplicht om voor hem te knielen, zittend onder een gouden koepel op een rijk versierde troon. De afstammelingen van de trotse Romeinen beheersten eindelijk de slavenceremonies van het barbaarse Oosten...

Aan het begin van de regering van Justinianus had het rijk zijn buren: in het westen - eigenlijk onafhankelijke koninkrijken van de Vandalen en Ostrogoten, in het oosten - Sasanian Iran, in het noorden - Bulgaren, Slaven, Avaren, Mieren en in de zuid - nomadische Arabische stammen. Tijdens de achtendertig jaar van zijn regering vocht Justinianus met hen allemaal en, zonder persoonlijk deel te nemen aan een van de veldslagen of campagnes, voltooide hij deze oorlogen behoorlijk met succes.

528 (het jaar van het tweede consulaat van Justinianus, ter gelegenheid waarvan op 1 januari een consulair spektakel van ongekende pracht werd gegeven) begon zonder succes. De Byzantijnen, die al enkele jaren in oorlog waren met Perzië, verloren een grote slag bij Mindona, en hoewel de keizerlijke commandant Peter erin slaagde de situatie te verbeteren, eindigde de ambassade die om vrede vroeg op niets. In maart van hetzelfde jaar vielen aanzienlijke Arabische troepen Syrië binnen, maar ze werden snel teruggeleid. Bovenop alle tegenslagen op 29 november, heeft een aardbeving Antioch-on-the-Orontes opnieuw beschadigd.

Tegen 530 hadden de Byzantijnen de Iraanse troepen teruggedreven, nadat ze een grote overwinning op hen hadden behaald in Dara. Een jaar later werd het vijftienduizendste leger van de Perzen, dat de grens overstak, teruggedreven en op de troon van Ctesiphon werd de overleden Shah Kavad vervangen door zijn zoon Khosrov (Khozroy) I Anushirvan - niet alleen een oorlogszuchtige, maar ook een wijze heerser. In 532 werd een wapenstilstand voor onbepaalde tijd gesloten met de Perzen (de zogenaamde "eeuwige vrede"), en Justinianus zette de eerste stap in de richting van het herstel van een enkele macht van de Kaukasus tot de Straat van Gibraltar: met als voorwendsel het feit dat hij in 531 de macht greep in Carthago. Nadat hij de bevriende Romeinen Hilderik, de usurpator Gelimer, had omvergeworpen en gedood, begon de keizer zich voor te bereiden op een oorlog met het koninkrijk van de Vandalen. "We smeken om één ding de heilige en glorieuze Maagd Maria," verklaarde Justinianus, "zodat de Heer mij, zijn laatste slaaf, op haar voorspraak zal eren om alles te herenigen met het Romeinse rijk alles wat ervan is weggerukt en om tot een einde te brengen [dit. - de auteur] de hoogste plicht onze" . En hoewel de meerderheid van de Senaat, onder leiding van een van de naaste adviseurs van Vasilyeus, de praetoriaanse prefect Johannes van Cappadocië, zich bewust van de mislukte campagne onder Leo I, zich op 22 juni 533 op zeshonderd schepen, ging een vijftienduizendste leger onder het bevel van Belisarius, teruggeroepen van de oostelijke grenzen (zie) de Middellandse Zee in. In september landden de Byzantijnen op de Afrikaanse kust, in de herfst en winter van 533-534. onder Decium en Trikamar werd Gelimer verslagen en in maart 534 gaf hij zich over aan Belisarius. De verliezen onder de troepen en de burgerbevolking van de vandalen waren enorm. Procopius meldt dat "hoeveel mensen er in Afrika zijn omgekomen, ik weet het niet, maar ik denk dat er talloze myriaden zijn omgekomen." "Toen ik er doorheen ging [Libië. - S.D.], was het moeilijk en verrassend om daar minstens één persoon te ontmoeten." Belisarius vierde een triomf bij zijn terugkeer, en Justinianus begon plechtig Afrikaan en Vandaal genoemd te worden.

In Italië, met de dood van de minderjarige kleinzoon van Theodorik de Grote, Atalaric (534), hield het regentschap van zijn moeder, de dochter van koning Amalasunta, op. Theodoric's neef, Theodates, wierp de koningin omver en zette ze gevangen. De Byzantijnen provoceerden de nieuw gemaakte soeverein van de Ostrogoten op alle mogelijke manieren en bereikten hun doel - Amalasunta, die de formele bescherming van Constantinopel genoot, stierf, en het arrogante gedrag van Theodates werd de reden om de oorlog aan de Ostrogoten te verklaren.

In de zomer van 535 vielen twee kleine maar uitstekend getrainde en uitgeruste legers de Ostrogotische staat binnen: Mund veroverde Dalmatië en Belisarius veroverde Sicilië. Vanuit het westen van Italië dreigden de Franken, omgekocht met Byzantijns goud. De doodsbange Theodatus begon vredesonderhandelingen en, niet rekenend op succes, stemde ermee in om afstand te doen van de troon, maar aan het einde van het jaar stierf Mund in een schermutseling, en Belisarius zeilde haastig naar Afrika om de opstand van een soldaat te onderdrukken. Theodatus, aangemoedigd, nam de keizerlijke ambassadeur Peter in hechtenis. In de winter van 536 verbeterden de Byzantijnen echter hun positie in Dalmatië, en tegelijkertijd keerde Belisarius terug naar Sicilië, met zeven en een half duizend federaties en vierduizend persoonlijke squadrons.

In de herfst gingen de Romeinen in het offensief, half november namen ze Napels stormenderhand in. De besluiteloosheid en lafheid van Theodates veroorzaakten een staatsgreep - de koning werd gedood en de Goten kozen een voormalige soldaat Vitigis in zijn plaats. Ondertussen naderde het leger van Belisarius, zonder weerstand te ontmoeten, Rome, waarvan de inwoners, vooral de oude aristocratie, openlijk verheugden over de bevrijding uit de macht van de barbaren. In de nacht van 9 op 10 december 536 verliet het gotische garnizoen Rome door de ene poort, terwijl de Byzantijnen de andere binnenkwamen. De pogingen van Witigis om de stad te heroveren, ondanks een meer dan tienvoudig overwicht in strijdkrachten, waren niet succesvol. Na de weerstand van het Ostrogotische leger te hebben overwonnen, belegerde Belisarius aan het einde van 539 Ravenna, en de volgende lente viel de hoofdstad van de Ostrogotische staat. De Goten boden Belisarius aan als hun koning, maar de commandant weigerde. De verdachte Justinianus riep hem, ondanks de weigering, haastig terug naar Constantinopel en stuurde hem, zelfs niet om een triomf te vieren, hem om tegen de Perzen te vechten. De basileus nam zelf de titel van Goth aan. De begaafde heerser en moedige krijger Totila werd in 541 de koning van de Ostrogoten. Hij slaagde erin de gebroken squadrons bijeen te brengen en bekwaam verzet te organiseren tegen de weinige en slecht bevoorraade eenheden van Justinianus. In de komende vijf jaar verloren de Byzantijnen bijna al hun veroveringen in Italië. Totila paste met succes een speciale tactiek toe - hij vernietigde alle veroverde forten zodat ze in de toekomst niet als ondersteuning voor de vijand konden dienen, en dwong daardoor de Romeinen om buiten de vestingwerken te vechten, wat ze vanwege hun kleine aantal niet konden doen . De in ongenade gevallen Belisarius arriveerde in 545 opnieuw in de Apennijnen, maar al zonder geld en troepen, bijna tot een zekere dood. De overblijfselen van zijn legers konden niet doorbreken om het belegerde Rome te hulp te komen, en op 17 december 546 bezette en plunderde Totila de Eeuwige Stad. Al snel vertrokken de Goten zelf van daaruit (het lukte echter niet om de machtige muren te vernietigen), en Rome viel opnieuw onder de heerschappij van Justinianus, maar niet voor lang.

Het bloedeloze Byzantijnse leger, dat geen versterkingen, geen geld, geen voedsel en voer kreeg, begon in zijn bestaan te blijven door de burgerbevolking te beroven. Dit, evenals het herstel van de strenge Romeinse wetten met betrekking tot het gewone volk in Italië, leidde tot een uittocht van slaven en colonnes, die het leger van Totila voortdurend aanvulden. Tegen 550 nam hij opnieuw Rome en Sicilië in bezit, en slechts vier steden bleven onder de controle van Constantinopel - Ravenna, Ancona, Croton en Otrante. Justinianus benoemde zijn neef Germanus naar de plaats van Belisarius en voorzag hem van aanzienlijke troepen, maar deze beslissende en niet minder beroemde commandant stierf onverwachts in Thessaloniki, zonder tijd te hebben om aan te treden. Toen stuurde Justinianus een leger van ongekende aantallen naar Italië (meer dan dertigduizend mensen), aangevoerd door de keizerlijke eunuch Armeense Narses, "een man met een scherpe geest en energieker dan typisch is voor eunuchen" (pr. Kes.,).

In 552 landde Narses op het schiereiland en in juni van dit jaar, in de slag bij Tagina, werd het leger van Totila verslagen, hij viel zelf door toedoen van zijn eigen hoveling en Narses stuurde de bloedige kleren van de koning naar de hoofdstad. De overblijfselen van de Goten, samen met Totila's opvolger, Theia, trokken zich terug naar de Vesuvius, waar ze uiteindelijk werden vernietigd in de tweede slag. In 554 versloeg Narses een 70.000 man sterke horde Franken en Allemans. Kortom, de vijandelijkheden in Italië eindigden en de Goten, die naar Rezia en Norik waren gegaan, werden tien jaar later onderworpen. In 554 vaardigde Justinianus een "pragmatische sanctie" uit die alle innovaties van Totila annuleerde - het land werd teruggegeven aan de voormalige eigenaren, evenals de slaven en kolommen die door de koning waren bevrijd.

Rond dezelfde tijd won de patriciër Liberius het zuidoosten van Spanje van de Vandalen met de steden Corduba, Cartago Nova en Malaga.

Justinianus' droom van de hereniging van het Romeinse rijk kwam uit. Maar Italië werd verwoest, rovers zwierven over de wegen van de door oorlog verscheurde regio's, en vijf keer (in 536, 546, 547, 550, 552) raakte Rome, dat van hand tot hand overging, ontvolkt en werd Ravenna de residentie van de gouverneur van Italië.

In het oosten, met wisselend succes, was er (sinds 540) een moeilijke oorlog met Khosrov, die vervolgens werd gestopt door wapenstilstand (545, 551, 555), en toen weer oplaaide. Ten slotte eindigden de Perzische oorlogen pas in 561-562. wereld vijftig jaar. Onder de voorwaarden van deze vrede beloofde Justinianus om de Perzen 400 libres goud per jaar te betalen, hetzelfde liet Lazika achter. De Romeinen behielden de veroverde zuidelijke Krim en de Transkaukasische kusten van de Zwarte Zee, maar tijdens deze oorlog kwamen andere Kaukasische regio's - Abchazië, Svanetia, Mizimanië - onder de bescherming van Iran. Na meer dan dertig jaar conflict waren beide staten verzwakt, met vrijwel geen voordelen.

De Slaven en Hunnen bleven een verontrustende factor. "Vanaf de tijd dat Justinianus de macht over de Romeinse staat overnam, deden de Hunnen, Slaven en Antes, die bijna elk jaar invallen deden, ondraaglijke dingen met de inwoners" (Pr. Kes.,). In 530 sloeg Mund met succes de aanval van de Bulgaren in Thracië af, maar drie jaar later verscheen daar het leger van de Slaven. Magister militum Hillwood viel in de strijd en de indringers verwoestten een aantal Byzantijnse gebieden. Rond 540 organiseerden de nomadische Hunnen een campagne in Scythia en Mysia. De neef van de keizer Justus, die tegen hen was gestuurd, kwam om. Alleen ten koste van enorme inspanningen slaagden de Romeinen erin de barbaren te verslaan en terug te drijven over de Donau. Drie jaar later bereikten dezelfde Hunnen, die Griekenland hadden aangevallen, de buitenwijken van de hoofdstad, wat een ongekende paniek veroorzaakte onder de inwoners. Eind jaren 40. De Slaven verwoestten de landen van het rijk van de bovenloop van de Donau tot Dyrrhachium.

In 550 staken drieduizend Slaven de Donau over en vielen opnieuw Illyricum binnen. De keizerlijke commandant Aswad slaagde er niet in om het juiste verzet tegen de aliens te organiseren, hij werd gevangengenomen en op de meest meedogenloze manier geëxecuteerd: hij werd levend verbrand nadat hij de riemen van de huid van zijn rug had afgesneden. De kleine troepen van de Romeinen, die niet durfden te vechten, keken alleen hoe de Slaven, verdeeld in twee detachementen, zich bezighielden met overvallen en moorden. De wreedheid van de aanvallers was indrukwekkend: beide detachementen "doodden iedereen zonder rekening te houden met de jaren, zodat het hele land Illyrië en Thracië bedekt was met onbegraven lichamen. En nadat ze ze zo scherp mogelijk hadden gemaakt, gespietst ze deze ongelukkigen op hen met grote kracht, waardoor de punt van deze staak tussen de billen kwam en vervolgens, onder de druk van het lichaam, in de binnenkant van een persoon doordrong. vier dikke palen in de grond duwend, bonden ze de handen en voeten van de gevangenen naar hen toe, en hen vervolgens voortdurend op het hoofd sloegen met stokken, hen op deze manier dodend als honden of slangen of andere wilde dieren. die niet in de grenzen van hun vader konden worden gedreven, sloten ze ze op in het pand en verbrandden ze zonder enige spijt "(pr. Kes.,). In de zomer van 551 gingen de Slaven op veldtocht tegen Thessaloniki. Pas toen een enorm leger, bedoeld om naar Italië te worden gestuurd onder het bevel van Herman, die formidabele glorie had verworven, het bevel kreeg om de Thracische zaken af te handelen, gingen de Slaven, bang door dit nieuws, naar huis.

Aan het einde van 559 stroomde opnieuw een enorme massa Bulgaren en Slaven het rijk binnen. De indringers, die alles en iedereen plunderden, bereikten Thermopylae en Thracische Chersonese, en de meesten wendden zich tot Constantinopel. Van mond tot mond vertelden de Byzantijnen verhalen over de wilde wreedheden van de vijand. De historicus Agathius van Mirinei schrijft dat de vijanden van zelfs zwangere vrouwen werden gedwongen, hun lijden bespottend, om op de weg te bevallen, en ze mochten de baby's niet aanraken, waardoor de pasgeborenen door vogels en honden werden opgegeten. In de stad, onder de bescherming van wiens muren de hele bevolking van de omgeving vluchtte en het meest waardevolle ding meenam (de beschadigde lange muur kon niet als een betrouwbare barrière voor de rovers dienen), waren er praktisch geen troepen. De keizer mobiliseerde om de hoofdstad te beschermen, allen die in staat waren wapens te hanteren, de stadsmilities van circusfeesten (dimots), paleiswachten en zelfs gewapende leden van de senaat in de gaten te houden. Justinianus gaf Belisarius opdracht om de verdediging te voeren. De behoefte aan fondsen bleek zodanig te zijn dat het voor het organiseren van cavaleriedetachementen noodzakelijk was om de renpaarden van de hoofdstad hippodroom onder het zadel te zetten. Met ongekende moeite, een bedreiging voor de macht van de Byzantijnse vloot (die de Donau kon blokkeren en de barbaren in Thracië kon blokkeren), werd de invasie afgeslagen, maar kleine detachementen van de Slaven bleven bijna ongehinderd de grens oversteken en vestigden zich op de Europese landen van het rijk en vormden sterke kolonies.

De oorlogen van Justinianus vereisten het aantrekken van kolossale fondsen. Tegen de VI eeuw. bijna het hele leger bestond uit ingehuurde barbaarse formaties (Goten, Hunnen, Gepiden, zelfs Slaven, enz.). Burgers van alle klassen konden alleen de zware last van belastingen op hun eigen schouders dragen, die jaar na jaar toenamen. Bij deze gelegenheid sprak de autocrator zelf openhartig in een van de korte verhalen: "De eerste plicht van onderdanen en de beste manier voor hen om de keizer te bedanken, is het volledig betalen van openbare belastingen met onvoorwaardelijke onbaatzuchtigheid." Om de schatkist aan te vullen, werd gezocht naar verschillende methoden. Alles werd gebruikt, tot het inruilen van posities en het beschadigen van de munt door deze langs de randen af te snijden. De boeren werden geruïneerd door "epibola" - door aan hun land gedwongen aangrenzende percelen toe te schrijven met de eis om ze te gebruiken en belasting te betalen voor het nieuwe land. Justinianus liet rijke burgers niet alleen en beroofde hen op alle mogelijke manieren. "Justinianus was een onverzadigbare man met betrekking tot geld en zo'n jager van iemand anders dat hij het hele koninkrijk aan zichzelf onderwierp aan de genade van een deel van de heersers, een deel van de tollenaars, een deel van die mensen die, zonder reden , , complotten graag intriges tegen anderen. Talloze rijke mensen hadden onder onbeduidende voorwendselen bijna alle eigendommen afgenomen. Justinianus spaarde echter geen geld ... "(Evagrius,). "Geen kust" - dit wil zeggen dat hij niet streefde naar persoonlijke verrijking, maar ze gebruikte ten behoeve van de staat - zoals hij dit "goed" begreep.

De economische activiteiten van de keizer werden voornamelijk teruggebracht tot de volledige en strikte controle door de staat over de activiteiten van een fabrikant of handelaar. Het staatsmonopolie op de productie van een aantal goederen bracht ook aanzienlijke voordelen met zich mee. Tijdens het bewind van Justinianus had het rijk zijn eigen zijde: twee Nestoriaanse missionaire monniken haalden met gevaar voor eigen leven grena van zijderupsen uit China in hun holle staven. De productie van zijde, die het monopolie van de schatkist was geworden, begon haar enorme inkomsten te geven.

Door de meest omvangrijke constructie werd enorm veel geld geabsorbeerd. Justinianus I bestreek zowel de Europese, Aziatische als Afrikaanse delen van het rijk met een netwerk van gerenoveerde en nieuw gebouwde steden en versterkte punten. Zo werden de steden Dara, Amida, Antiochië, Theodosiopolis en het vervallen Griekse Thermopylae en de Donau Nikopol hersteld, bijvoorbeeld tijdens de oorlogen met Khosrov. Carthago, omringd door nieuwe muren, werd omgedoopt tot Justinianus II (Taurisius werd de eerste), en de Noord-Afrikaanse stad Bana, die op dezelfde manier werd herbouwd, werd omgedoopt tot Theodorida. In opdracht van de keizer werden nieuwe forten gebouwd in Azië - in Fenicië, Bithynië, Cappadocië. Van de invallen van de Slaven werd een krachtige verdedigingslinie gebouwd langs de oevers van de Donau.

De lijst van steden en forten, op de een of andere manier beïnvloed door de bouw van Justinianus de Grote, is enorm. Geen enkele Byzantijnse heerser, noch voor hem noch na de bouwactiviteit, voerde dergelijke volumes niet uit. Tijdgenoten en afstammelingen stonden niet alleen versteld van de omvang van de militaire installaties, maar ook van de prachtige paleizen en tempels die overbleven uit de tijd van Justinianus overal - van Italië tot het Syrische Palmyra. En onder hen valt natuurlijk de kerk van Hagia Sophia in Constantinopel die tot op de dag van vandaag bewaard is gebleven (Istanbol Hagia Sophia-moskee, uit de jaren 30 van de twintigste eeuw - een museum) op als een fantastisch meesterwerk.

Toen in 532, tijdens de stadsopstand, de kerk van St. Sophia, Justinianus besloot een tempel te bouwen die alle bekende voorbeelden zou overtreffen. Vijf jaar lang hebben enkele duizenden arbeiders, geleid door Anthimios van Thrall, "in de kunst van de zogenaamde mechanica en constructie, niet alleen de beroemdste onder zijn tijdgenoten, maar zelfs onder degenen die lang voor hem leefden", en Isidorus van Miletus , " in alle opzichten een man die weet " (pr. Kes.,), onder de directe supervisie van August zelf, die de eerste steen legde in de fundering van het gebouw, werd een gebouw opgetrokken dat nog steeds bewondert. Het volstaat te zeggen dat pas negen eeuwen later in Europa een koepel met een grotere diameter (bij St. Sophia - 31,4 m) werd gebouwd. De wijsheid van de architecten en de nauwkeurigheid van de bouwers lieten het gigantische gebouw meer dan veertien en een halve eeuw in een seismisch actieve zone staan.

Niet alleen door de durf van technische oplossingen, maar ook door de ongekende schoonheid en rijkdom van de interieurdecoratie, verbaasde de belangrijkste tempel van het rijk iedereen die het zag. Na de inwijding van de kathedraal liep Justinianus eromheen en riep uit: "Glorie aan God, die mij heeft erkend als waardig om zo'n wonder te doen. Ik heb je verslagen, o Salomo!" . In de loop van het werk gaf de keizer zelf waardevol technisch advies, hoewel hij nooit met architectuur te maken had gehad.

Nadat hij God eer had bewezen, deed Justinianus hetzelfde met betrekking tot de vorst en het volk, door het paleis en de hippodroom met pracht en praal te herbouwen.

Justinianus realiseerde zijn uitgebreide plannen voor de heropleving van de vroegere grootheid van Rome en kon niet zonder orde op zaken te stellen in wetgevende zaken. Gedurende de tijd die is verstreken sinds de publicatie van de Theodosius Code, verscheen een massa nieuwe, vaak tegenstrijdige keizerlijke en praetor edicten, en in het algemeen tegen het midden van de 6e eeuw. het oude Romeinse recht, dat zijn vroegere harmonie had verloren, veranderde in een ingewikkelde hoop van de vruchten van het juridische denken, die de bekwame tolk de mogelijkheid bood om rechtszaken in de een of andere richting te voeren, afhankelijk van de voordelen. Om deze redenen beval Vasileus kolossaal werk uit te voeren om een groot aantal decreten van heersers en het hele erfgoed van de oude jurisprudentie te stroomlijnen. Over 528 - 529 jaar. een commissie van tien juristen, onder leiding van de advocaten Tribonianus en Theophilus, codificeerde de decreten van keizers van Hadrianus tot Justinianus in twaalf boeken van de Justinianus Code, die tot ons is gekomen in de gecorrigeerde editie van 534. Decreten die niet in deze code waren opgenomen, waren ongeldig verklaard. Vanaf 530 begon een nieuwe commissie van 16 personen, onder leiding van dezelfde Tribonianus, met het samenstellen van een juridische canon op basis van het meest uitgebreide materiaal van alle Romeinse jurisprudentie. Dus tegen 533 verschenen er vijftig boeken van de Digest. Daarnaast werden "Institutions" gepubliceerd - een soort leerboek voor juristen. Deze werken, evenals 154 keizerlijke decreten (korte verhalen), gepubliceerd in de periode van 534 tot de dood van Justinianus, vormen het Corpus Juris Civilis 3) - het Wetboek van Burgerlijk Recht, niet alleen de basis van alle Byzantijnse en West-Europese middeleeuwse recht, maar ook de meest waardevolle historische bron. Aan het einde van de activiteiten van de genoemde commissies verbood Justinianus officieel alle wetgevende en kritische activiteiten van advocaten. Alleen vertalingen van het "Corps" in andere talen (voornamelijk Grieks) en het samenstellen van korte uittreksels daarvan waren toegestaan. Vanaf nu werd het onmogelijk om wetten te becommentariëren en te interpreteren, en van de hele overvloed aan rechtsscholen bleven er twee in het Oost-Romeinse rijk - in Constantinopel en Verita (modern Beiroet).

De houding van de isapostel Justinianus zelf tegenover de wet was volkomen in overeenstemming met zijn idee dat er niets hoger en heiliger is dan de keizerlijke majesteit. De verklaringen van Justinianus over dit onderwerp spreken voor zich: "Als een kwestie twijfelachtig lijkt, laat ze die dan aan de keizer rapporteren, zodat hij deze kan oplossen met zijn autocratische macht, die als enige het recht heeft de Wet te interpreteren"; "de scheppers van de wet zeiden zelf dat de wil van de vorst kracht van wet heeft"; "God onderwierp de wetten zelf aan de keizer en stuurde hem naar de mensen als een geanimeerde wet" (novella 154, ).

Het actieve beleid van Justinianus had ook gevolgen voor het openbaar bestuur. Op het moment van zijn toetreding was Byzantium verdeeld in twee prefecturen - Oost en Illyricum, die 51 en 13 provincies omvatte, bestuurd in overeenstemming met het principe van scheiding van militaire, rechterlijke en civiele macht, ingevoerd door Diocletianus. In de tijd van Justinianus werden sommige provincies samengevoegd tot grotere, waarin alle diensten, in tegenstelling tot de provincies van het oude type, werden geleid door één persoon - duka (dux). Dit gold vooral voor gebieden ver van Constantinopel, zoals Italië en Afrika, waar enkele decennia later exarchaten werden gevormd. In een poging om de machtsstructuur te verbeteren, voerde Justinianus herhaaldelijk "zuiveringen" van het apparaat uit, in een poging het misbruik van ambtenaren en verduistering te bestrijden. Maar deze strijd verloor elke keer door de keizer: de kolossale sommen die de heersers boven de belastingen verzamelden, werden verrekend in hun eigen schatkisten. Omkoping bloeide ondanks strenge wetten ertegen. De invloed van de Senaat Justinianus (vooral in de eerste jaren van zijn regering) werd teruggebracht tot bijna nul, waardoor het een lichaam werd van gehoorzame goedkeuring van de bevelen van de keizer.

In 541 schafte Justinianus het consulaat in Constantinopel af, verklaarde zichzelf consul voor het leven en stopte tegelijkertijd met dure consulaire spelen (ze namen slechts 200 libres staatsgoud per jaar).

Een dergelijke energieke activiteit van de keizer, die de hele bevolking van het land veroverde en exorbitante kosten vergde, mishaagde niet alleen de verarmde mensen, maar ook de aristocratie, die zichzelf niet wilde lastigvallen, waarvoor de nederige Justinianus een parvenu was op de troon, en zijn rusteloze ideeën kosten te veel. Deze onvrede werd gerealiseerd in opstanden en samenzweringen. In 548 werd de samenzwering van een zekere Artavan ontdekt en in 562 besloten de rijken ("geldwisselaars") Markell, Vita en anderen van de hoofdstad om de bejaarde basileus af te slachten tijdens een audiëntie. Maar een zekere Avlavius verraadde zijn kameraden, en toen Markell het paleis binnenkwam met een dolk onder zijn kleren, grepen de bewakers hem. Markell slaagde erin zichzelf neer te steken, maar de rest van de samenzweerders werden vastgehouden en onder marteling verklaarden ze Belisarius de organisator van de moordaanslag. De laster werkte, Vepisarius raakte uit de gratie, maar Justinianus durfde zo'n welverdiende persoon niet te executeren op niet-geverifieerde beschuldigingen.

Het was niet altijd rustig onder de soldaten. Ondanks al hun strijdbaarheid en ervaring in militaire aangelegenheden, hebben de bonden zich nooit onderscheiden door discipline. Verbonden in stamverbanden kwamen zij, gewelddadig en onmatig, vaak in opstand tegen het bevel, en het beheer van zo'n leger vereiste geen geringe talenten.

In 536, na het vertrek van Belisarius naar Italië, kwamen enkele Afrikaanse eenheden in opstand, verontwaardigd over het besluit van Justinianus om alle landen van de Vandalen aan de fiscus te hechten (en ze niet aan de soldaten te verdelen, zoals ze hadden verwacht), en verkondigden de commandant van een eenvoudige krijger Stop, "een man van moed en ondernemend" (Feof.,). Bijna het hele leger steunde hem en Stoza belegerde Carthago, waar een paar troepen die loyaal waren aan de keizer achter de vervallen muren werden opgesloten. De eunuchcommandant Salomo vluchtte samen met de toekomstige historicus Procopius over zee naar Syracuse, naar Belisarius. Toen hij hoorde wat er was gebeurd, ging hij onmiddellijk aan boord van een schip en voer naar Carthago. Bang door het nieuws van de komst van hun voormalige commandant, trokken de Stoza-krijgers zich terug van de muren van de stad. Maar zodra Belisarius de Afrikaanse kust verliet, hervatten de rebellen de vijandelijkheden. Stoza nam in zijn leger de slaven op die voor de eigenaars waren gevlucht en de nederlaag van de soldaten van Gelimer overleefden. Aan Afrika toegewezen, onderdrukte Herman de opstand met geweld van goud en wapens, maar Stotza verstopte zich met veel aanhangers in Mauritanië en verstoorde lange tijd de Afrikaanse bezittingen van Justinianus, totdat hij in 545 sneuvelde in de strijd. Pas in 548 werd Afrika eindelijk gepacificeerd.

Gedurende bijna de hele Italiaanse campagne uitte het leger, waarvan de bevoorrading slecht georganiseerd was, zijn ongenoegen en weigerde van tijd tot tijd botweg te vechten of dreigde openlijk naar de kant van de vijand over te gaan.

De volksbewegingen verdwenen niet. Met vuur en zwaard veroorzaakte de orthodoxie, die zich op het grondgebied van de staat deed gelden, religieuze rellen in de buitenwijken. De Egyptische monofysieten dreigden voortdurend de graantoevoer naar de hoofdstad te verstoren, en Justinianus gaf opdracht tot de bouw van een speciaal fort in Egypte om het graan te beschermen dat in de staatsgraanschuur werd verzameld. Met extreme wreedheid werden de toespraken van de heidenen - Joden (529) en Samaritanen (556) onderdrukt.

Talloze veldslagen waren ook bloedig tussen de rivaliserende circusfeesten van Constantinopel, voornamelijk de Venets en Prasins (de grootste - in 547, 549, 550, 559.562, 563). Hoewel sportieve meningsverschillen vaak slechts een uiting waren van diepere factoren, voornamelijk onvrede met de bestaande orde (kleuren van verschillende kleuren behoorden tot verschillende sociale groepen), speelden ook lage hartstochten een belangrijke rol, en daarom spreekt Procopius van Caesarea met onverholen minachting over deze partijen : "Sinds de oudheid hebben de inwoners van elke stad ze verdeeld in Venets en Prasins, maar onlangs begonnen ze voor deze namen en voor de plaatsen waar ze tijdens spektakels zitten, geld te verspillen en zichzelf te onderwerpen aan de zwaarste lijfstraffen en zelfs beschamende dood wetende waarom ze zichzelf in gevaar brachten, en integendeel ervan overtuigd dat ze, nu ze de overhand over hen hebben gekregen in deze gevechten, niets meer kunnen verwachten dan gevangenschap, executie en dood en voor altijd blijven, noch verwantschap , noch eigendom, noch de banden van vriendschap worden gerespecteerd. zijn het onderling oneens. Ze hebben geen behoefte aan Gods of menselijke werken, alleen maar om hun tegenstanders te misleiden. Ze hoeven niet zo ver te komen dat een van beide partijen goddeloos blijkt te zijn voor God, dat de wetten en het maatschappelijk middenveld worden beledigd door hun eigen volk of hun tegenstanders, want zelfs op het moment dat ze in nood verkeren, is misschien wel de meest noodzakelijke , wanneer het vaderland beledigd wordt op het hoogst wezenlijke, maken ze zich daar geen zorgen over, als ze zich maar goed voelen. Ze noemen hun handlangers een kant... Ik kan het niet anders noemen dan geestesziekte.

Het was tijdens de gevechten van de strijdende Dims dat de grootste Nika-opstand in de geschiedenis van Constantinopel begon. Begin januari 532, tijdens de spelen op de hippodroom, begonnen de Prasins te klagen over de Veneti (wiens partij meer werd begunstigd door het hof en vooral de keizerin) en over de pesterijen door de keizerlijke ambtenaar Spafarius Kalopodius. Als reactie daarop begonnen de "blues" de "greens" te bedreigen en te klagen bij de keizer. Justinianus liet alle claims zonder aandacht achter, de "groenen" verlieten het spektakel met beledigende kreten. De situatie escaleerde en er waren schermutselingen tussen de strijdende partijen. De volgende dag beval de eparch van de hoofdstad, Evdemon, de ophanging van een aantal veroordeelden voor deelname aan de rellen. Het gebeurde zo dat twee - de ene venet, de andere prasin - twee keer van de galg vielen en in leven bleven. Toen de beul de strop weer op hen begon te leggen, sloeg de menigte, die een wonder zag in de redding van de veroordeelden, hen af. Drie dagen later, op 13 januari, begon het volk vergiffenis te eisen van de keizer voor degenen die 'door God gered' waren. De weigering veroorzaakte een storm van verontwaardiging. Mensen stroomden van de hippodroom en vernietigden alles op hun pad. Het paleis van de eparch werd afgebrand, bewakers en gehate ambtenaren werden op straat vermoord. De rebellen, afgezien van de verschillen van de circusfeesten, verenigden zich en eisten het ontslag van de Prasin John de Cappadociër en de Venets Tribonian en Eudemona. Op 14 januari werd de stad onbestuurbaar, de rebellen sloegen de tralies van het paleis neer, Justinianus zette John, Eudemons en Tribonian af, maar de mensen kalmeerden niet. Mensen bleven de leuzen zingen die de dag ervoor klonken: "Het zou beter zijn als Savvaty niet was geboren, als hij geen moorddadige zoon had gebaard" en zelfs "Nog een basileus voor de Romeinen!" De barbaarse ploeg van Belisarius probeerde de woedende menigte weg te duwen van het paleis, en de geestelijkheid van de kerk van St. Sophia, met heilige voorwerpen in hun handen, die burgers overhaalt om zich te verspreiden. Het incident veroorzaakte een nieuwe woedeaanval, stenen vlogen van de daken van huizen naar de soldaten en Belisarius trok zich terug. Het gebouw van de Senaat en de straten naast het paleis vlogen in brand. Het vuur woedde drie dagen lang, de senaat, de kerk van St. Sophia, de toegangen tot het paleisplein van Augusteon en zelfs het ziekenhuis van St. Simson, samen met de patiënten die erin zaten, brandden af. Lydia schreef: "De stad was een bos van zwart wordende heuvels, zoals op Lipari of in de buurt van de Vesuvius, het was gevuld met rook en as, de geur van branden die zich overal verspreidde maakte het onbewoond en het hele uiterlijk inspireerde de kijker met afschuw vermengd met medelijden" . Overal heerste een sfeer van geweld en pogroms, lijken lagen op straat. Veel bewoners staken in paniek over naar de andere kant van de Bosporus. Op 17 januari verscheen de neef van keizer Anastasius Hypatius aan Justinianus en verzekerde de basileus van zijn onschuld in de samenzwering, aangezien de rebellen Hypatius al als keizer hadden uitgeroepen. Justinianus geloofde hem echter niet en joeg hem het paleis uit. Op de ochtend van de 18e ging de autocraat zelf met het evangelie in zijn handen naar de hippodroom, om de inwoners over te halen de rellen te stoppen en er openlijk spijt van had dat hij niet onmiddellijk had geluisterd naar de eisen van het volk. Een deel van het publiek begroette hem met kreten: "Je liegt! Je legt een valse eed af, ezel!" . Een kreet ging door de tribunes om Hypatius keizer te maken. Justinianus verliet de hippodroom en Hypatius werd, ondanks zijn wanhopige weerstand en de tranen van zijn vrouw, het huis uit gesleurd en gekleed in gevangengenomen koninklijke kleding. Tweehonderd gewapende Prashins verschenen om zich op eerste verzoek een weg naar het paleis te banen, een aanzienlijk deel van de senatoren sloot zich aan bij de opstand. De stadswachten die de hippodroom bewaakten, weigerden Belisarius te gehoorzamen en lieten zijn soldaten binnen. Gekweld door angst verzamelde Justinianus in het paleis een raad van hovelingen die bij hem bleven. De keizer was al geneigd te vluchten, maar Theodora, in tegenstelling tot haar man, die haar moed behield, verwierp dit plan en dwong de keizer tot handelen. Zijn eunuch, Narses, slaagde erin enkele van de invloedrijke 'blues' om te kopen en een deel van deze partij te weigeren verder deel te nemen aan de opstand. Al snel, nauwelijks zijn weg door het verbrande deel van de stad gevonden, stormde een detachement van Belisarius vanuit het noordwesten de hippodroom binnen (waar Hypatius luisterde naar lofprijzingen ter ere van hem), en op bevel van hun chef begonnen de soldaten om pijlen in de menigte te schieten en te verpletteren

rechts en links met zwaarden. Een enorme maar ongeorganiseerde massa mensen mengde zich, en toen door de circus "poorten van de doden" (zodra de lichamen van vermoorde gladiatoren door hen uit de arena waren gedragen) baanden soldaten van het drieduizendste barbaarse detachement van Munda zich een weg naar de Arena. Een verschrikkelijk bloedbad begon, waarna ongeveer dertigduizend (!) dode lichamen in de tribunes en arena bleven. Hypatius en zijn broer Pompeii werden gevangengenomen en op aandringen van de keizerin onthoofd, en de senatoren die zich bij hen voegden werden ook gestraft. De Nika-opstand is voorbij. De ongehoorde wreedheid waarmee het werd onderdrukt, joeg de Romeinen lange tijd angst aan. Al snel herstelde de keizer de hovelingen die in januari waren verwijderd op hun oude posten, zonder op enige weerstand te stuiten.

Pas in de laatste jaren van de regering van Justinianus begon de onvrede van het volk zich weer openlijk te manifesteren. In 556, tijdens de dansen gewijd aan de stichting van Constantinopel (11 mei), riepen de inwoners naar de keizer: "Basileus, [geef overvloed aan de stad!" (Feef.,). Het was in aanwezigheid van de Perzische ambassadeurs, en Justinianus, woedend, beval velen om te worden geëxecuteerd. In september 560 verspreidde zich een gerucht door de hoofdstad over de dood van de onlangs zieke keizer. Anarchie overspoelde de stad, roversbendes en de stedelingen die zich bij hen voegden, sloegen huizen en broodwinkels in brand en staken ze in brand. De onrust werd alleen gekalmeerd door het snelle verstand van de eparch: hij beval onmiddellijk dat bulletins over de gezondheidstoestand van de basileus op de meest prominente plaatsen zouden worden geplaatst en zorgde voor een feestelijke verlichting. In 563 gooide de menigte stenen naar het nieuw aangestelde stadseperk, in 565, in de wijk Mezenziol, vochten de pra-sins twee dagen lang met soldaten en excuvieten, velen werden gedood.

Justinianus zette de lijn voort die onder Justinus was begonnen over de dominantie van de orthodoxie in alle sferen van het openbare leven, en vervolgde dissidenten op alle mogelijke manieren. Aan het begin van de regeerperiode, ca. In 529 vaardigde hij een decreet uit dat het gebruik van "ketters" in de openbare dienst verbood en een gedeeltelijke nederlaag in de rechten van aanhangers van de onofficiële kerk. "Het is eerlijk", schreef de keizer, "om aardse goederen te beroven van iemand die God onjuist aanbidt." Wat betreft niet-christenen, Justinianus sprak zelfs nog strenger over hen: "Er zouden geen heidenen op aarde mogen zijn!" .

In 529 werd de Platonische Academie in Athene gesloten en vluchtten de leraren naar Perzië, op zoek naar de gunst van prins Khosrov, bekend om zijn geleerdheid en liefde voor oude filosofie 9).

De enige ketterse richting van het christendom die niet bijzonder vervolgd werd, was Monofysitisch - mede dankzij het beschermheerschap van Theodora, en de heer Basileus begreep perfect het gevaar van vervolging van zo'n groot aantal burgers, die het hof al in constante verwachting van een opstand. De V Oecumenische Raad (er waren nog twee kerkenraden onder Justinianus - lokale raden in 536 en 543), bijeengeroepen in 553 in Constantinopel, deed enkele concessies aan de Monofysieten. Dit concilie bevestigde de veroordeling in 543 van de leer van de beroemde christelijke theoloog Origenes als ketters.

De kerk en het rijk als één geheel beschouwend, Rome als zijn stad en zichzelf als de hoogste autoriteit, erkende Justinianus gemakkelijk de suprematie van de pausen (die hij naar eigen goeddunken kon benoemen) over de patriarchen van Constantinopel.

De keizer zelf werd al op jonge leeftijd aangetrokken tot theologische geschillen, en op oudere leeftijd werd dit zijn grootste hobby. In geloofszaken onderscheidde hij zich door nauwgezetheid: Johannes van Nius, bijvoorbeeld, meldt dat toen Justinianus werd aangeboden om een bepaalde tovenaar en tovenaar tegen Khosrov Anushirvan te gebruiken, de basileus zijn diensten afwees en verontwaardigd uitriep: "Ik, Justinianus, de Christelijke keizer, zal ik zegevieren met de hulp van demonen?!" . Hij strafte de schuldige geestelijken genadeloos: in 527 werden bijvoorbeeld twee bisschoppen die veroordeeld waren voor sodomie, op zijn bevel, door de stad geleid met afgesneden geslachtsdelen als herinnering aan de priesters van de noodzaak van vroomheid.

Justinianus belichaamde zijn hele leven het ideaal op aarde: één en grote God, één en grote kerk, één en grote macht, één en grote heerser. Het bereiken van deze eenheid en grootsheid werd betaald door de ongelooflijke inspanning van de krachten van de staat, de verarming van de mensen en honderdduizenden slachtoffers. Het Romeinse rijk werd nieuw leven ingeblazen, maar deze kolos stond op lemen voeten. Reeds de eerste opvolger van Justinianus de Grote, Justin II, klaagde in een van de korte verhalen dat hij het land in een angstaanjagende staat had aangetroffen.

In de laatste jaren van zijn leven raakte de keizer geïnteresseerd in theologie en wendde hij zich steeds minder tot staatszaken, waarbij hij er de voorkeur aan gaf tijd door te brengen in het paleis, in geschillen met kerkhiërarchen of zelfs onwetende eenvoudige monniken. Volgens de dichter Corippus "bekommerde de oudere keizer zich nergens meer om; alsof hij al verdoofd was, was hij volledig ondergedompeld in de verwachting van het eeuwige leven. Zijn geest was al in de hemel."

In de zomer van 565 zond Justinianus een dogma uit over de onvergankelijkheid van het lichaam van Christus voor discussie onder de bisdommen, maar hij wachtte niet op de resultaten - tussen 11 en 14 november stierf Justinianus de Grote, "nadat hij de wereld met gemopper en problemen" (Evag.,). Volgens Agathius van Mirinea was hij "om zo te zeggen de eerste onder al degenen die regeerden [in Byzantium - S.D.] die zich niet in woorden, maar in daden als een Romeinse keizer toonde" 10).

Justinianus gaf echter niet op. Na de dood van Euphemia in of jaar, verzette keizer Justinus zich niet tegen zijn geadopteerde zoon. Hij vaardigde een huwelijksdecreet uit, dat in het bijzonder een berouwvolle hypocriet, die haar vroegere beroep had opgegeven, toestond om zelfs met hooggeboren personen een wettelijk huwelijk aan te gaan. Zo vond de bruiloft plaats.

Vanaf het begin van het bewind van Justinianus begon Thracië te worden onderworpen aan meer en meer vernietigende invallen door de "Hunnen"-Bulgaren en "Scythen"-Slaven. In dat jaar sloeg commandant Mund met succes de aanval van de Bulgaren in Thracië af.

Vanaf de tijd van Justinus erfde Justinianus een beleid van vervolging van de Monofysitische kloosters en geestelijken in het noorden van Syrië. Er was echter geen wijdverbreide vervolging van Monofysitisme in het rijk - het aantal aanhangers was te groot. Egypte, het bolwerk van de Monofysieten, dreigde voortdurend de broodtoevoer naar de hoofdstad te verstoren. Daarom gaf Justinianus zelfs de opdracht om in Egypte een speciaal fort te bouwen om het graan dat in de staatsgraanschuur werd verzameld te beschermen. Al in het begin van de jaren 530 gebruikte keizerin Theodora haar invloed met haar man om onderhandelingen te beginnen en pogingen om de positie van de Monofysieten en de Orthodoxen met elkaar te verzoenen. In dat jaar arriveerde een delegatie van Monofysieten in Constantinopel en werd door het koninklijk paar in het paleis van Hormizd opgevangen. Sindsdien was er, onder het beschermheerschap van Theodora en met stilzwijgende toestemming van Justinianus, een toevluchtsoord voor de Monofysieten.

Opstand "Nika"

Deze overeenkomst was echter in feite een overwinning voor de Monofysieten, en de hiërarch paus Agapit van Rome, die door de Ostrogotische koning Theodahad als politiek ambassadeur naar Constantinopel was gezonden, overtuigde Justinianus om zich met Monofysitisme van de valse wereld af te keren en de kant van de Chalcedonische beslissingen. In plaats van de afgezette Anfim werd de orthodoxe heilige Mina opgericht. Justinianus stelde een geloofsbelijdenis op, die door Sint Agapit als volledig orthodox werd erkend. Rond dezelfde tijd stelde de keizer het orthodoxe gebedenboek "Eniggeboren Zoon en Woord van God" samen, dat werd opgenomen in de volgorde van de Goddelijke Liturgie. Op 2 mei werd in Constantinopel een concilie geopend in aanwezigheid van de keizer voor het laatste proces van de zaak Anthima. Tijdens het Concilie werd een aantal Monofysitische leiders veroordeeld, waaronder Anfim en Severus.

Tegelijkertijd haalde Theodora de keizer echter over om in te stemmen met de benoeming van de overleden paus Agapit, die bereid was tot een compromis, de diaken Vigilius, als erfgenaam. Zijn verheffing tot de pauselijke troon door keizerlijke wil vond plaats op 29 maart van het jaar, ondanks het feit dat Silverius in hetzelfde jaar al tot de primatiële zetel in Rome was gekozen. Omdat hij Rome als zijn stad en zichzelf als de hoogste autoriteit beschouwde, herkende Justinianus gemakkelijk de suprematie van de Romeinse pausen over de aartsvaders van Constantinopel, en installeerde hij de pausen net zo gemakkelijk naar eigen goeddunken.

De problemen van 540 en hun gevolgen

In de interne administratie hield Justinianus vast aan de vorige regel, maar besteedde veel minder aandacht aan pogingen tot wetshervormingen - na de dood van de advocaat Tribonianus in het jaar gaf de keizer slechts 18 documenten uit. In hetzelfde jaar schafte Justinianus het consulaat in Constantinopel af, verklaarde zichzelf consul voor het leven en stopte tegelijkertijd met dure consulaire spelletjes. De koning deinsde niet terug voor zijn bouwinspanningen - bijvoorbeeld in het jaar dat een enorme "Nieuwe Kerk" werd voltooid in de naam van de Allerheiligste Theotokos op de ruïnes van de tempel in Jeruzalem.

Theologische geschillen van de jaren 540 en 550

Vanaf het begin van de jaren 540 begon Justinianus zich dieper te verdiepen in theologische zaken. Het verlangen om het monofysitisme te overwinnen en een einde te maken aan de onenigheid in de kerk liet hem niet los. Ondertussen bleef keizerin Theodora de Monophysites betuttelen en droeg in het jaar, op verzoek van de Arabisch-Ghassanidische sjeik al-Harith (al-Harith), bij aan de vorming van de Monophysite hiërarchie door de benoeming van de rondreizende Monophysite bisschop Jacob Baradei . Justinianus probeerde hem eerst te pakken te krijgen, maar dit mislukte, en de keizer moest zich vervolgens verzoenen met de activiteiten van Baradei aan de rand van het rijk. Hoewel keizerin Theodora stierf in het jaar nadat ze zich had verzoend met de orthodoxe kerk, is er een versie volgens welke ze aan de keizer heeft nagelaten de prominente Monofysieten, die zich al die tijd in het Hormizd-paleis van Constantinopel hadden verstopt, niet te vervolgen. Op de een of andere manier intensiveerde de orthodoxe keizer de vervolging van de monofysieten niet, maar probeerde hij gelovigen in één enkele kerk te verzamelen door andere valse leringen te veroordelen.

Rond het begin van de jaren 540 bracht de keizer de kwestie van een formele veroordeling van Origenes ter sprake. Nadat hij hem in een brief aan St. Mina van 10 ketterijen had beschuldigd, riep de keizer in het jaar een Raad bijeen in de hoofdstad, die Origenes en zijn leer veroordeelde.

Tegelijkertijd stelde de keizerlijke theologische adviseur Theodore Askida voor om enkele van de geschriften van de gezegende Theodoret van Cyrrhus, Willow van Edessa en Theodore van Mopsuet, waarin Nestoriaanse fouten werden uitgedrukt, te veroordelen. Hoewel de auteurs zelf, al lang dood, gerespecteerd werden in de kerk, zou een conciliaire veroordeling van hun onjuiste opvattingen de monofysieten de kans ontnemen om de orthodoxen te belasteren en hen te beschuldigen van nestorianisme. In het jaar dat Justinianus een edict uitvaardigde tegen de zgn. "Three Chapters" - niet-orthodoxe geschriften van de drie bovengenoemde leraren. Echter, in plaats van de verzoening van de Monofysiten met de Kerk, veroorzaakte dit een protest in het Westen, waar de veroordeling van de "Drie Hoofden" werd gezien als een aanslag op de Orthodoxie. Patriarch Sint Mina van Constantinopel ondertekende het keizerlijk decreet, maar paus Vigilius was het er lange tijd niet mee eens en ging zelfs de gemeenschap met de kerk van Constantinopel verbreken.

Het rijk vocht lange tijd tegen de troepen die in opstand kwamen in Afrika, die hoopten op een herverdeling van de nieuw veroverde landen onderling. Pas in een jaar tijd was het mogelijk om de opstand met succes te onderdrukken, waarna Noord-Afrika stevig onderdeel werd van het rijk.

Aan het eind van de jaren 540 leek Italië verloren, maar de smeekbeden van paus Vigilius en andere nobele Romeinse vluchtelingen in Constantinopel overtuigden Justinianus om niet op te geven en hij besloot opnieuw een expeditie daarheen te sturen in het jaar. De talrijke troepen die voor de campagne waren verzameld, trokken eerst naar Thracië, van waaruit de buitensporige Slaven vertrokken. Toen, in het jaar, arriveerde uiteindelijk een grote Romeinse troepenmacht onder Narses in Italië en versloeg de Ostrogoten. Al snel werd het schiereiland vrijgemaakt van verzetshaarden en in het jaar werden ook enkele landen ten noorden van de rivier de Po bezet. Na vele jaren van slopende strijd werd toch een bloedeloos Italië, met een administratief centrum in Ravenna, teruggegeven aan het rijk. In het jaar dat Justinianus een "pragmatische sanctie" uitvaardigde die alle innovaties van Totila annuleerde - het land werd teruggegeven aan de voormalige eigenaren, evenals de slaven en colonnes die door de koning waren bevrijd. De keizer vertrouwde de bekwaamheid van de keizerlijke bestuurders niet en vertrouwde het beheer van de sociale, financiële en educatieve systemen in Italië toe aan de bisschoppen, aangezien de kerk de enige morele en economische kracht in het verwoeste land bleef. In Italië werd, net als in Afrika, het arianisme vervolgd.

Aanzienlijk succes was de invoer van zijderupseieren uit China gedurende ongeveer een jaar, dat tot dan toe het geheim van de zijdeproductie strikt had bewaard. Volgens de legende haalde de keizer zelf de Perzische Nestoriaanse monniken over om hem een kostbare lading te bezorgen. Vanaf die tijd begon Constantinopel zijn eigen zijde te vervaardigen, waarop een staatsmonopolie werd gevestigd, wat grote inkomsten naar de schatkist bracht.

Erfenis

gebeden

Troparion, toon 3

Verlangend naar schoonheid van de glorie van God, / in de aarde [leven] U behaagde hem / en, nadat u het toevertrouwde titanentalent goed had gewerkt, maakte u / voor hem erger en werkte u rechtvaardig.

Kontakion, toon 8

De ijver van vroomheid is alomtegenwoordig / en de kampioen van de waarheid is niet beschamend, / eerlijk en te zijner tijd prijzen mensen u, goddelijke, / maar alsof ze vrijmoedigheid hebben jegens Christus God, / u vragen die nederigheid verheerlijken, laat ons je bellen: // verheug je, Justyopadune

Bronnen, literatuur

Procopius van Caesarea, M., 1884., chronografie, , Bonnaë, 1831:

zie een klein deel op http://www.vostlit.info/haupt-Dateien/index-Dateien/M.phtml?id=2053

Dyakonov, A., "Nieuws van Johannes van Efeze en de Syrische kronieken over de Slaven in de VI-VII eeuw", VDI, 1946, № 1.
Ryzhov, Konstantin All Monarchs of the World: Vol. 2 - Ancient Greece, Ancient Rome, Byzantium, M.: "Veche", 1999, 629-637.
Allen, Pauline, "De "Justiniaanse" plaag," Byzantium, № 49, 1979, 5-20.
Athanassiadi, Polymnia, "Vervolging en reactie in het late heidendom", JHS, № 113, 1993, 1-29.
Barker, John E. Justinianus en het latere Romeinse rijk, Madison, Wisconsin, 1966.
Browning, Robert Justinianus en Theodora, 2e druk, Londen, 1987.
Bundy, D. D, "Jacob Baradaeus: de staat van onderzoek," Museon, № 91, 1978, 45-86.
Bury, J.B., "The Nika rel," JHS, № 17, 1897, 92-119.
Cameron, Alan, "Ketterijen en facties," Byzantium, № 44, 1974, 92-120.
Kameroen, Alan, Circus facties. Blues en Greens in Rome en Byzantium, Oxford, 1976.
Cameron, Averil, Agatha's, Oxford, 1970.
Cameron, Averil, Procopius en de zesde eeuw, Berkeley, 1985.
Cameron, Averil, De mediterrane wereld in de late oudheid, Londen en New York, 1993.
capizzi, Giustiniano I tra politica e reliogione, Messina, 1994.
Chuvin, Pierre, Archer, B.A., vert., Een kroniek van de laatste heidenen, Cambridge, 1990.
Diehl, Charles, Justinien et la beschaving byzantijnse au vie siècle, I-II, Parijs, 1901.
Diehl, Charles, Theodora, keizerin de Byzance, Parijs, 1904.
Downey, Glanville, "Justinian als bouwer," Kunstbulletin, № 32, 1950, 262-66.
Downey, Glanville, Constantinopel in het tijdperk van Justinianus, Norman, Oklahoma, 1960.
Evans, J.A.S., "Procopius en de keizer Justinianus," Historische documenten, de Canadian Historical Association, 1968, 126-39.
Evans, J.A.S., "The "Niká Rebellion and the Empress Theodora," Byzantium, № 54, 1984, 380-82.
Evans, J.A.S., "De data van Procopius" werkt: een samenvatting van het bewijs," GRBS, № 37, 1996, 301-13.
Evans, J.A.S., Procopius, New York, 1972.
Evans, J.A.S., Het tijdperk van Justinianus. De omstandigheden van keizerlijke macht, Londen en New York, 1996.
Fotiou, A., "Rekruteringstekorten in de VIe eeuw," Byzantium, № 58, 1988, 65-77.
Fowden, Garth, Empire to Commonwealth: gevolgen van monotheïsme in de late oudheid, Princeton, 1993.
Vriend, W.H.C., De opkomst van de monofysitische beweging: hoofdstukken over de geschiedenis van de kerk in de vijfde en zesde eeuw, Cambridge, 1972.
Gerostergios, Asterios, Justinianus de Grote: de keizer en de heilige, Belmont, 1982.

Russisch vertaling: Gerostergios, A., Justinianus de Grote - keizer en heilige[per. van Engels. boog. M. Kozlov], M.: Sretensky Monastery Publishing House, 2010.

Gordon, C.D., "Procopius en het financieel beleid van Justinianus," Feniks, № 13, 1959, 23-30.
Grabar, André De Gouden Eeuw van Justinianus, van de dood van Theodosius tot de opkomst van de islam, New York, 1967.
Greatrex, Geoffrey, "The Nika Riot: een herwaardering," JHS, 117, 1997, 60-86.
Greatrex, Geoffrey, Rome en Perzië in oorlog, 502-532, Leeds, 1998.
Harrison, R.M., Een tempel voor Byzantium, Londen, 1989.
Harvey, Susan Ashbrook, "Remembering Pain: Syriac Historiography and the Separation of the Churches," Byzantium, № 58, 1988, 295-308.
Harvey, Susan Ashbrook, Ascese en samenleving in crisis: Johannes van Efeze en "The Lives of the Eastern Saints", Berkeley, 1990.
Herrin, Judith, De vorming van het christendom, Oxford, 1987.
Herrin, Judith, "Byzance: het palais et la ville," Byzantium, № 61, 1991, 213-230.
Holmes, William G. Het tijdperk van Justinianus en Theodora: een geschiedenis van de zesde eeuw na Christus, 2e druk, Londen, 1912.
Honoré, Tony, Triboniaans, Londen, 1978.
Myendorff, J., "Justinianus, het rijk en de kerk", DOP, № 22, 1968, 43-60.
Moorhead, John Justinianus, Londen en New York, 1994.
Shahod, ik., Byzantium en de Arabieren in de zesde eeuw, Washington, DC, 1995.
Thurman, W.S., "Hoe Justinianus ik het probleem van religieuze dissidenten probeerde aan te pakken", GOTR, № 13, 1968, 15-40.
Ure, P.N., Justinianus en zijn regering, Harmondsworth, 1951.
Vasiliev, A.A., Geschiedenis van het Byzantijnse rijk, Madison, 1928, rep. 1964:

zie Russische vertaling deel 1, hfst. 3 "Justinianus de Grote en zijn directe opvolgers (518-610)" op http://www.hrono.ru/biograf/bio_yu/yustinian1.php

Watson, Alan, vert. The Digest of Justinianus, met Latijnse tekst bewerkt door T. Mommsen met de hulp van Paul Krueger, I-IV, Philadelphia, 1985.
Wescke, Kenneth P., Over de persoon van Christus: de christologie van keizer Justinianus, Crestwood, 1991.

Gebruikte materialen

Geschiedenis portaalpagina chronos:

http://www.hrono.ru/biograf/bio_yu/yustinian1.php - gebruikte stt. TSB; encyclopedieën Wereld om ons heen; uit het boek van Dashkov, S.B., Keizers van Byzantium, M., 1997; historische kalender-almanak Heilig Rusland.

Evans, James Allan, "Justinian (527-565 n.Chr.)," Een online encyclopedie van Romeinse keizers:
St. Dimitri Rostovsky, Levens van de heiligen:
St. Filaret (Gumilevsky), aartsbisschop. Tsjernihiv, Levens van de heiligen, M.: Eksmo Publishing House, 2005, 783-784.
Andreev, A.R., Geschiedenis van de Krim, Hoofdstuk 4: “Goten en Hunnen op het Krim-schiereiland. Chersonese is een provincie van Byzantium. Chufut-boerenkool en Eski-Kermen. Avar Khaganate, Turken en Pro-Bulgaren. III - VIII eeuw. ":

Wie was een christen in het Heilige Land van Justinus en Savva de geheiligde De uitdaging van ons verleden: studies in orthodox kerkelijk recht en kerkgeschiedenis
Het woord ontbreekt in het origineel. Waarschijnlijk per ongeluk weggelaten.

Bladzijde:

Justinianus I (lat. Iustinianus I, Grieks Ιουστινιανός A, bekend als Justinianus de Grote; 482 of 483, Stier (Opper-Macedonië) - 14 november 565, Constantinopel), keizer van Byzantium (Oost-Romeinse Rijk) van 527 tot 565. Onder hem werd de beroemde codificatie van het Romeinse recht gemaakt en werd Italië veroverd op de Ostrogoten.

Zijn moedertaal was Latijn. Justinianus werd geboren in de familie van een arme Illyrische boer uit Macedonië. Zelfs in de kindertijd bracht de oom-commandant, nadat hij Justinianus had geadopteerd en de naam Justinianus had toegevoegd, die de geschiedenis inging, aan de echte naam van de jongen Peter Savvaty, hem naar Constantinopel en gaf hem een goede opleiding. Vervolgens werd de oom keizer Justin I, waardoor Justinianus medeheerser werd, en na zijn dood erfde Justinianus de troon in 527 en werd de heer van een enorm rijk. Aan de ene kant onderscheidde hij zich door de vrijgevigheid, eenvoud en wijsheid van een politicus. het talent van een ervaren diplomaat, aan de andere kant - wreedheid, bedrog, dubbelhartigheid. Justinianus Ik was geobsedeerd door het idee van de grootsheid van zijn keizerlijke persoon.

Emancipatie uit de slavernij behoort tot het volkenrecht.

Justinianus

Nadat hij keizer was geworden, begon Justinianus I onmiddellijk het algemene programma uit te voeren om de grootsheid van Rome in alle opzichten nieuw leven in te blazen. Net als Napoleon sliep hij weinig, was hij buitengewoon energiek en had hij oog voor detail. Hij werd sterk beïnvloed door zijn vrouw Theodora, een voormalige courtisane of hetaira, wiens vastberadenheid een grote rol speelde bij het neerslaan van de grootste Nika-opstand in Constantinopel in 532. Na haar dood werd Justinianus I minder vastberaden als de heerser van de staat.

Justinianus I was in staat om de oostelijke grens met het Sassanidische rijk te behouden, dankzij zijn commandanten Belisarius en Narses, hij veroverde Noord-Afrika op de Vandalen en gaf de keizerlijke macht terug over het Ostrogotische koninkrijk in Italië. Tegelijkertijd versterkt het het staatsapparaat en verbetert het de belastingheffing. Deze hervormingen waren zo impopulair dat ze leidden tot de opstand van "Nika", en het kostte hem bijna de troon.

Gebruikmakend van het talent van zijn minister Tribonianus, beval Justinianus in 528 een volledige herziening van het Romeinse recht, met als doel het in formeel juridische termen net zo onovertroffen te maken als het drie eeuwen eerder was geweest. De drie belangrijkste componenten van het Romeinse recht - de Digesten, het Wetboek van Justinianus en de instellingen - werden voltooid in 534. Justinianus verbond het welzijn van de staat met het welzijn van de kerk en beschouwde zichzelf ook als de drager van het hoogste kerkelijke gezag. als seculier. Zijn beleid wordt soms "caesaropapisme" genoemd (de afhankelijkheid van de kerk van de staat), hoewel hij zelf het verschil tussen kerk en staat niet zag. Hij legitimeerde kerkorden en orthodoxe leer, in het bijzonder het standpunt van het Concilie van Chalcedon, volgens welke het menselijke en het goddelijke naast elkaar bestaan in Christus, in tegenstelling tot het standpunt van de Monofysieten, die geloofden dat Christus een exclusief goddelijk wezen is. , en de Nestorianen, die betoogden dat Christus twee verschillende hypostasen heeft: menselijk en goddelijk. Nadat hij in 537 de kerk van Hagia Sophia in Constantinopel had gebouwd, geloofde Justinianus dat hij Salomo had overtroffen.

Keizer Justinianus werd het staatshoofd genoemd. Flavius ​​​​Peter Savvatius Justinianus